Ik ben altijd zenuwachtig op de bus, angstig ook. Ik kan de bus niet controleren. Ik weet dat het compleet irrationeel is, maar in mijn neurotische brein valt een bus gewoon minder te controleren dan een auto of fiets. Daar heb ik zelf het stuur in handen. De buschauffeur rijdt met ons naar waar die wil. Zo goed als niemand kent daarnaast zijn medepassagiers en al helemaal niet hoe hygiënisch deze mensen zijn. Dan heb ik het nog niet gehad over welke ziektes ze met zich kunnen meedragen. De meeste besmettingen gebeuren op de bus, leerde ik tijdens mijn opleiding. Verpleegkunde studeren is niet altijd aan te raden, sindsdien lijk ik te denken in bacteriën en virussen. En dan laat ik de schimmels en parasieten nog buiten beschouwing.
De bus neemt een andere route dan gewoonlijk. De ongerustheid neem toe. Ik ben op deze nieuwe job al meer te laat geweest dan wat anders. Vorige maand was er een treinramp in de buurt van Halle en sindsdien is het openbaar vervoer een ware ramp. Een week na die ramp begon ik op deze job. Een eigen wagen heb ik nog niet, eerst maar wat werken. Angstvallig kijk ik voor me uit. Hoe gaat de bus nu rijden? Toch langs de vest, hoop ik? Anders ben ik helemaal te laat in het station om mijn trein te halen. Hij stopt aan een bushalte. Komaan, hier toch niet? Deze halte bedient deze bus normaal niet eens. Hij rijdt normaal ook niet langs hier natuurlijk. Komaan, rijden! Ik kan totaal niet inschatten hoe lang de bus er via deze weg over zal rijden. Ik kijk naar de passagiers die nu opstappen, ze zijn met veel. Dat betekent tijdverlies.
Is dat Emmy die opstapt? Ja, begot, Emmy. Zuster Emmy, de vliegende non. Ik voel een mix van nieuwsgierigheid en een zeker enthousiasme opborrelen. Tegelijk wil ik me verstoppen. Ik heb geen zin in een babbeltje met een leerkracht Latijn uit vervlogen tijden. Ze steekt haar kaart in de gleuf van de machine en betaalt. Ze komt dichterbij en kijkt rond. Haar korte, grijze haren passen bij haar vinnig karakter. Zelfs nu kan je haar onderliggende gejaagdheid opmerken. Altijd leek het alsof ze rende en vocht tegen onzichtbare deadlines. Je zou denken dat het leven in zo een snelheid genadeloos aan je voorbijgaat, niet bij haar. Zelden heb ik iemand zo bewust met het leven zien omgaan.
Ik verstop mij achter mijn handtas bij gebrek aan boek of krant terwijl ik gluur naar haar vanuit mijn ooghoeken. Oh nee, ze heeft me gezien, haar gezicht vertoont een vragende blik en net daarna een blik die lijkt te roepen “Aha, ik weet het weer!” En of ze het weet. Ze komt met stevige tred naar mij en zegt “Els, nietwaar? Mag ik naast jou komen zitten?” Er is geen ontkomen aan. Ze is zich nog aan het installeren wanneer ik me zenuwachtig afvraag hoe ik in godsnaam sociaal ga doen met haar. Op die enkele seconden schiet er veel door mijn hoofd. Op mijn toets schreef ze ooit ‘Je weet wel dat er een klok is, maar niet waar de klepel hangt.’ Als ze me aansprak, had ik het gevoel dat ze me iets wilde vertellen, iets persoonlijks, alsof ze een inzicht met me wilde delen dat dan alleen ik mocht horen. Zoals de meeste leerkrachten ons feiten wilden bijbrengen, zo bracht zij ons stukje bewustwording, een stukje levensfilosofie als het ware. Ze bracht reliëf aan in het kluwen van mijn tienerjaren. Ik vond haar ook toen al zeer intrigerend. Ik kreeg kop noch staart aan deze vrouw. Altijd was ze sterk aanwezig en leefde met hart en ziel voor haar job.
“Dat is lang geleden” Ze haalt me uit mijn gedachten. Ik knik wat ongemakkelijk en zeg “Acht jaar ondertussen.”
- Is het al acht jaar geleden dat je bij ons weggegaan bent?
- Ja, toch wel
- Hoe gaat het? Vraagt ze
- Goh, goed denk ik? Ik ben getrouwd ondertussen, momenteel ben ik onderweg naar mijn werk.
- Onderweg naar je werk? Op dit uur? Wat doe je dan van werk?
- Ik ben psychiatrisch verpleegkundige op een PAAZ-afdeling, ik heb de nacht.
- De psyché van de mens is natuurlijk uiterst interessant
- Ja, zeker weten!
- Maar ging je geen psychologie studeren?
Ik voel me onzeker worden, wat moet ik nu zeggen? Waarom heeft ze dat onthouden? Misschien omdat ze mijn eindwerk mee moest jureren en dat dat al gemaakt was met die studies in het vooruitzicht? Ik herpak mij en probeer zonder emotie te vertellen dat dat inderdaad de bedoeling was, maar dat ik dat me uiteindelijk bedacht heb.
Emmy kijkt zeer verbaasd. De altijd aanwezig fronsrimpels die haar steeds onderzoekende en vragende zelf lijken uit te beelden, worden nog wat dieper. Het is alsof diepe groeven zich in het landschap dat haar voorhoofd is een weg banen. Haar ogen kijken me zo doordringend aan dat het lijkt alsof ze via een denkbeeldige RX-straal mijn beweegreden daarvoor in mijn brein probeert te achterhalen.
- Maar Els? Waarom dan? Ik ken niemand die zo gepassioneerd bezig was met die dingen, die al zo goed wist wat ze wilde doen na het middelbaar. De vraagstelling waarom mensen doen wat ze doen, hield je toen zo al bezig. Els, jij las toen al Freud. Welke tieners doen dat, denk je?
Ik weet niet of ik nu moet zeggen dat ik schrik had dat ik het niet zou aankunnen, faalangst had en ronduit schoolmoe was. Dat gebeurde onder andere omdat ik zes jaar tegen mijn zin Latijn heb moeten studeren van mijn ouders, ik had een hekel aan haar vak. Daar kan zij niet aan doen, maar het kan verkeerd overkomen. Ik voel me bij de keuze tot verpleegkunde sowieso gefaald en heb daarin veel mensen teleurgesteld. Ik voel me klein worden en betrapt, alsof de juf er net achter gekomen is dat ik iets verkeerd gedaan heb en ik nu straf zal krijgen. Ik ben immers máár verpleegkunde gaan doen en ik kan zoveel meer. Dat heeft mijn familie me al genoeg ingepeperd. Ik voel me niets waard nu, ik krijg het amper over mijn lippen, maar met een onzekere, trillende stem, zeg ik:
- Gewoon, ik zag het niet meer zitten?
Ik heb schrik voor haar oordeel, voel ik. Mijn spieren spannen op. Waarom weet ze nog dat ik psychologie wilde studeren? Waarom heeft ze dat onthouden? Ik heb zoveel mensen teleurgesteld toen ik naar de hogeschool ging. Volgens mijn ouders heb ik een goed stel hersenen gekregen, dus moet ik dat ook maar gebruiken. Ik voel dat ik schrik heb dat zij dit ook teleurstellend vindt.
- Op zich denk ik wel dat dit ook iets voor jou is. Je hebt iets zorgend in jou zitten en dat doe je dan in een psychiatrisch kader zodat het je interesse wel blijft wekken.
Hoor ik dat nu goed? Zei ze dat echt? Dat was geen oordeel. Geen misprijzen, niet wat ik gewoon ben. Daarna vraagt ze wie er nu weer allemaal in mijn klas zat? Ann-Sophie, Freja, Annelies, Sigrid, …. Ze kent ons allemaal nog. Kennelijk ben ik niet de enige die ze nog zo voor de geest kan halen. Terwijl we afstappen, zegt ze nog “Jullie waren een lastige klas. En jij, ben jij nog altijd zo een rebel?” Ze overvalt me met die vraag en wacht mijn antwoord niet af. Ze lacht, krijgt pretlichtjes in haar ogen en zegt dan meer tegen zichzelf dan tegen mij “Waarschijnlijk wel.” Ze vertelde me daar iets mee, iets persoonlijk, alsof ze een inzicht wilde delen dat alleen ik mocht horen.
***********
We zijn ondertussen 2019, negen jaar na de ontmoeting op de bus. Vandaag is de grote dag. Met een bonte, theatrale stoet van meer dan 1500 Mechelaars, jong en oud, stappen we dwars door de binnenstad. Het Predikheren is eindelijk geopend, de nieuwe bibliotheek. Hier keek elke Mechelse bibliofiel naar uit. We vormen met z’n allen een bonte bende van boekenliefhebbers en zullen in stoet de allerlaatste boeken onder het voordragen van gedichten, voorlezen van teksten en andere gescandeerde teksten overbrengen. “Geen bibliotheek zonder volk, geen volk zonder bibliotheek.” Is de leuze! De sfeer is op z’n minst gezegd uitgelaten.
Op het ogenblik dat ik helemaal in startblokken sta, zie ik Zuster Emmy. Ik krijg een glimlach op mijn gezicht. Ah, de vliegende non, denk ik, ze is nog geen haar veranderd. Met een snelle tred, alsof ze in haar pensioen nog steeds vecht tegen onzichtbare deadlines, zoekt ze een goede startpositie. Ze lijkt eigenlijk niet te verouderen. Ze ziet me staan, ze krijgt een vragende blik, gevolgd door een blik die lijkt te zeggen “Aha, ik weet het weer.” Ik praat met de vrouw naast mij en verstop me achter haar bij gebrek aan krant. Een boek heb ik deze keer wel, maar ik heb mijn handen te vol om me daar achter te kunnen verstoppen. Vanwaar heb ik toch die verstoppende reflex? Ze stapt recht op me af en zegt “Els, nietwaar?” Ik voel een zekere ongemakkelijkheid opkomen en knik. De stoet zet zich in beweging, we kijken elkaar niet aan, maar lopen vredig naast elkaar. Alsof het zo hoort en normaal is dat we samen op stap zijn. Ergens voelt het zelfs vertrouwd. Ze vraagt me hoe het gaat.
Ik steek mijn wandelstok even in de lucht. Ik beschouw hem ondertussen als mijn trouwe partner. Ik kan letterlijk altijd op hem steunen en zonder hem zou ik niet ver komen. Dat mijn wandelstok Hugo heet, hou ik doorgaans wijselijk voor mij.
- Verkeersongeval gehad. Maar kom, ik mag blij zijn: Ik leef nog, dat kan mijn partner niet zeggen.
Zoals altijd zeg ik het snel in de hoop dat we er niet te lang bij stil moeten staan.
- Het spijt me dat te horen
Die enkele woorden klinken bezorgd, ze lijkt te aarzelen en zelfs wat te vertragen. Dit voelt ongemakkelijk, ze is tenslotte de vliegende non. Ik begon vroeger wel vaker spontaan “We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.” te zingen als ik ze zag.
- Ik wou dat ik iets kon zeggen waar je meer aan hebt. Hij moet dan toch ook nog jong geweest zijn? Hoe kom je zoiets door op jouw leeftijd?
- Mja, rouw zou men van mij gerust met a-u mogen schrijven, want dat is het: rauw… En wat veel mensen moeilijk lijken te begrijpen, heel mijn toekomst werd in één klap van tafel geveegd. Gevoelsmatig zijn samen met hem ook onze kinderen gestorven. We hadden net een huis gekocht en wilden onze kinderwens waarmaken. Wel, een huis heeft voor mij vervolgens nooit zo koud en leeg aangevoeld. Niet omdat ik niet alleen kan wonen, dat deed ik vroeger ook al, wel omdat het ons huis was en ik daar moederziel alleen ben gaan wonen. De kamers zijn leeg en stil, onze kinderen lopen niet de trap op en af en hij zit niet meer op zijn gitaar te tokkelen. Eigenlijk word je heel erg hard met jezelf geconfronteerd. Zo een overlijden dwingt je in de spiegel te kijken. En stuk van jezelf is mee overleden. Je moet je leven een nieuwe wending geven en daar dan ook een nieuw evenwicht in zoeken. Dat is niet evident, zeker niet wanneer het verdriet met de scherpte van een gebroken glas door je heen snijdt… En terwijl jij dat groot verlies probeert te handhaven, zie je dat je leeftijdsgenoten wel allemaal aan het familieleven beginnen, gaan samenwonen en kinderen krijgen. Dat kan behoorlijk pijnlijk zijn.
- Dat kan ik mij wel indenken. Als je voor elkaar kiest, kies je om samen door het leven te gaan, samen een weg te bewandelen en plots is dat samen weg, dat moet een immense leegte met zich meebrengen.
Ons gesprek staat in schril contrast met de zeer uitgelaten sfeer van de stoet. Ergens ver weg hoor ik de muziek nog wel. De lachende gezichten rondom ons lijken nu eerder vage schimmen. Nadat we dit uitgesproken hebben, blijft het tussen ons stil. Die stilte is niet ongemakkelijk, ze is welkom. Heel even lijkt het alsof ik Guido terug bij me voel. Mijn lieve Gui. Ik ben dankbaar dat ik er iets over mag vertellen, tegelijkertijd heb ik er nu niet meteen behoefte aan. Het is ook bijzonder, die gevoelens wil ik normaal enkel toelaten als ik alleen ben, maar nu loop ik zelfs in een stoet vol onbekende mensen. Het is ook gek dat een leerkracht waarvan ik 20 jaar geleden les had, nog steeds zo vertrouwd voelt dat ik ze dit vertel. Op school heeft ze me ooit gezegd dat haar deur voor me open stond als ik wilde praten en mijn zielenroerselen eens op tafel wilde gooien. Ik heb er nooit gebruik van durven maken, maar wilde het wel. Het lijkt alsof onze gedachten min of meer aan hetzelfde denken, want plots onderbreekt ze de stilte:
- Jij was altijd een specialleke, vaak in gedachten verzonken. Op jezelf, maar toch sociaal. Eigenzinnig, koppig ook. Ik heb me ook zorgen om jou gemaakt, Els. Je was bij de pinken, intelligent, maar je had een zekere tristesse over je. Een tristesse die geen enkel tienermeisje over zich zou moeten hebben. Diepgang had je ook, een filosoof in de kiem. Je punten gingen heel erg hard naar beneden die laatste jaren, terwijl iedereen wist dat het niet aan je capaciteiten lag.
Ze zwijgt, ik ook… Ik voelde tranen prikken. Ik voel iets fijn opkomen, iets ontroerd. Haar woorden voelen als een arm die om mijn schouder wordt gelegd. Ik deed alle mogelijke moeite om niet op te vallen vroeger, om me te verstoppen. Zij had me gezien toen, ze had hét gezien toen. Dat plotse inzicht wekt een golf van warmte in mij op. Ze laat me weinig tijd om hierop te reageren, want meteen daarna vraagt ze:
- Wat doe je nu in het dagelijkse leven?
- Ik werk als redactrice, ik schrijf artikels over dingen die met geestelijke gezondheid te maken hebben voor een tijdschrift. Door dat ongeluk kan ik niet meer als verpleegkundige werken. Maar zo blijf ik wel in de sector en ik heb altijd graag geschreven, dus ja. En volgende maand ga ik terug studeren.
- Ah ja? Vraagt ze enthousiast
- Ja, psychologie
Ze krijgt een glimlach op haar gezicht. Ik denk zelfs dat ik zekere pretlichtjes in haar ogen ontwaar.
- Dan toch?
Ik word helemaal enthousiast
- Ja, ik wou dat op mijn achttiende al.
- Ik weet dat nog.
- Maar ja, toen ben ik door omstandigheden aan verpleegkunde begonnen, wel van in het begin met het idee psychiatrie te doen. Ik ben wel steeds die spijt blijven voelen en nu ik dat verkeersongeval gehad heb en niet meer als verpleegkundige kan gaan werken, is het misschien wel het juiste moment om aan jobheroriëntering te doen.
Ze heeft nog steeds een brede glimlach op haar gezicht en vraagt dan “ken jij ondertussen niet heel veel van psychologie enzo?” Plots schiet het door mijn hoofd en zeg ik het gewoon:
- De psyché van de mens is dan ook uiterst interessant
Ze kijkt me onderzoekend aan nu. Ze lijkt na te denken, krijgt een vreemde glimlach rond haar mond en zegt niet meteen iets terug. Ik denk dat ze beseft dat ik zonet haar eigen woorden geformuleerd heb. Toch blijft ze glimlachen en zegt dan geamuseerd “Els! Je bent nog steeds een rebel.”
We komen aan in Het Predikheren, krijgen een glaasje voor de dorst. Het feest gaat gewoon verder. Zuster Emmy is plots verdwenen. Ik heb het gevoel dat ze me iets kwam vertellen, iets persoonlijk, alsof ze een inzicht wilde delen. Een stukje bewustwording als het ware. En daarna verdween ze weer alsof haar taak erop zat.
Dit is een verhaal dat gebaseerd is op waargebeurde zaken. Er zit net zo goed fictie in. Ik laat aan jullie verbeelding over wat echt is en wat niet.
Dit is gewoon prachtig!
Hoe het neergeschreven is, het woordgebruik (dat is eenvoudig en toch doordacht), de boodschap die het verhaal met zich mee draagt, de ontroering en hoe de cirkel rond gemaakt wordt. Prachtig dus!
Wat een lof!
Dank u! 🙂
Bedankt dat je dit verhaal met ons wil delen.
Het raakt me.
merci 🙂
Ik werd volledig opgeslorpt door het verhaal.
Vooral omdat de onwennigheid in het openbaar zo herkenbaar is.
Het voelde net of de tekst over mij geschreven werd.
Mooi en meeslepend zeg.
Wel, dit lees ik graag. Dank je. 💚
Wat mooi geschreven , een persoonlijk verhaal. Erg leuk om te lezen.
Oh wauw, wat heb je dit mooi geschreven. Net alsof ik een boek aan het lezen was.
Je hebt een prachtig verhaal geschreven! Kan me goed indenken dat het ongemakkelijk kan worden als je iemand al een tijd niet meer hebt gezien.
De geest van de mens is zeker interessant. Het was de belangrijkste reden voor mij om psychologie te gaan studeren!
Hier ook, pure interesse.
Ik opteer zelfs voor onderzoekspsychologie.
Ik zei weleens dat iedereen denkt dat ik maar mensen wil helpen, maar dat dat niet waar is. Ik vind dat gewoon heel erg interessant. Toen besefte ik gelukkig dat ik ook best graag mensen help en het ene het andere niet uitsluit, maar mijn interesse in psychologie staat los van het mensen willen helpen. Ik besef wel dat ik het via die interesse kan doen.
Bijzonder verhaal om te lezen. Het zet me aan het denken! Dank je daarvoor.
Wauw! Wat heb je weer weer mooi geschreven. Je verhalen vind ik altijd super mooi om te lezen
😊
Wat heb je dit mooi geschreven! Ik hoopte ook altijd dat bekenden me niet zagen in de bus, stom eigenlijk..
Het is iets gek, he. 😉
Ik vond het mooi om te lezen en aangezien ik niet weet wat wel wat niet, hoop ik alleen maar dat de vliegende non echt zo lief is als ze overkomt.
Tja, wie zal het zeggen? 😉
Wat heb je dit verhaal mooi geschreven, het is ook goed te volgen. Dankjewel.
Wat mooi om te lezen, en juist omdat je een ‘dagelijks’ scenario hebt gekozen is het ook heel herkenbaar.
Ik vind herkenbaarheid ook een belangrijk, dat helpt je in te leven. 😉
Wauw. Zo mooi geschreven. Je geeft aan dat er ook fictie in zit, maar ik vind het zo mooi, goed en doordrongen geschreven, ik denk dat er heel veel van waar is…🤗
Als ik hoofdredacteur was bij een krant, kon je er zo aan de slag als columniste!
Heel mooi geschreven, ik herken dat wel in het vliegtuig, dan ben ik niet meer zelf in control en moet ik het loslaten. Lastig hoor.
Mooi geschreven, boeiend verhaal!
ik sluit mij aan bij de rest, goed geschreven. geen grip op controle hebben is voor mij een dingetje 😉
Wat heb je dat mooi beschreven, jij kunt denk ik zo een boek schrijven
Dat is wel de bedoeling.
Wat mooi geschreven alles valt op z’n plek, ik geloof niet in toeval, soms moet het zo zijn.